Af en toe moet je ook even kunnen zeuren… Ik rijd iedere dag
2 keer naar (en ja, dus ook 2 keer van) Montceau, 7,5 kilometer grotendeels door
bebouwde kom. En ik zei laatst nog tegen Leon, ik ken sinds kort geen erger
scheldwoord voor andere automobilisten
dan “Fransman!”. Het is af en toe verbijsterend, vooral door de contrasten. Nou
ben ik van nature positief, dus ik zal positief zeuren in de vorm van een
vriendelijke waarschuwing. Voor hen die besluiten deze kant op te komen en van
de grote snelweg af zijn geslagen: weest allen gewaarschuwd. U bevindt zich nu
op open jachtterrein, waar alles kan en zal gebeuren. Als er geen bordjes staan
(en dat is doorgaans zo, kosten tenslotte alleen maar geld en er is toch
niemand die er op let) mag er 90 worden gereden. Hebt u al lange tijd geen
bordje meer gezien dat iets anders beweerde (50 bijvoorbeeld), dan wordt er al
snel ook 90 gereden. Het is dan ook niet
voor niets dat er “rappel” onder de snelheidsaanduiding staat, zo van “ je wist
het eigenlijk al, je hield je er al lang niet meer aan, maar we zeggen het voor
alle zekerheid toch nog maar even”. Een bestemming wordt alleen aangegeven in de vorm van: het
volgende dorp. Wil je vanaf hier richting Parijs, dan moet je toch echt eerst
zelf een bestemming wat dichterbij weten, anders… pech gehad. De borden staan
langs de weg en hebben aan één kant een pijlpunt. Bord aan de linkerkant van de weg, pijl naar
rechts betekent: uw bestemming = rechtdoor. Bord aan de rechterkant van de weg, pijlpunt
naar links betekent: uw bestemming = rechtdoor. Bord aan de rechterkant van de weg en pijlpunt naar rechts betekent dat je zo
goed als te laat bent, je had namelijk vóór dat bord rechtsaf gemoeten. Bord
aan de linkerkant van de weg en pijlpunt naar links: idem maar dan andersom. En
let wel: een bord kan zo goed als op de grond staan en tot een meter of 4 hoog
hangen, half onder klimop zitten of omgebogen zijn… dan had je maar beter op
moeten letten.
Als er geen belijning is, rijd je midden op de weg.
Enerzijds om te zorgen dat er niemand langs kan om je in te halen, anderzijds
om goed te mikken op eventuele tegenliggers. We gaan hier voor niemand aan de
kant, uit principe. Okee, goed, als het écht niet anders kan gaan we ongeveer
rechts rijden, nét genoeg. Enige uitzondering maken we voor fietsers. In de
Code de la Route (eerst uit het hoofd geleerd, later gebruikt om wankele tafels
te stabiliseren of de open haard mee aan te maken) staat dat we daar met een
grote boog omheen moeten. Dus zo ongeveer met de linker wielen in de andere
goot, knipperlicht aan en er RUIM omheen. En dan weer volgas door, over het
midden.
En als er wel belijning is, hoor ik u vragen? Dan heb je een
mooie aanduiding, weet je goed waar het midden is, kan je er precies op rijden.
Overigens, verder richting aangeven doen we niet. Behalve bij rotondes, je weet
tenslotte nooit wie er achter je rijdt. Om te zorgen dat diegene je vooral niet
volgt, begin je met je richtingaanwijzer naar links. Eénmaal op de rotonde mag
je kiezen, links, rechts of geen van beide. Ongeacht 1, 2 of 3 kwart: in elk
geval NOOIT richting aangeven als je er weer af gaat, dit alles om de
achtervolgers op het verkeerde been te zetten.
Verder zijn we hier dol op STOP-borden. De kunst is om zo
hard mogelijk te rijden, tot vlàk voor het bord, en dan keihard remmend exact
op de stopstreep uit te komen. Met je wielen, uiteraard, die motorkap boeit
niet zo. En écht stoppen en voor elk stopbord, ongeacht het tijdstip, het
uitzicht op de betreffende kruising, het eventuele kruisende of achteropkomende
verkeer. Vervolgens buig je je voorover
over je stuurwiel en draait nek en schouders in beide richtingen, bijna uit de kom.
Of je iets ziet en of er iets aankomt… doet er niet toe. Jij bent gestopt voor
het bord, dan heb je daarna het volste recht om door te rijden. In Montceau
voegen ze een extra uitdaging toe: eerst wachten tot er kruisend verkeer aankomt en als het
eigenlijk nét niet meer kan, gooi je ‘m ervoor. Piepende banden en getoeter staan
voor: strakke actie, goed gedaan!
Stoplichten hebben we hier weinig, dus moet je er optimaal
gebruik van maken: neigt het groen al naar oranje, dan vol op de rem. Banden
voor / op de stopstreep, die zebra is tenslotte breed genoeg, en het gespannen
wachten kan beginnen. Groen is wel groen…. Maar blijft het dat ook? Beter eerst
maar even wachten, je weet maar nooit. Nou is het hier een snufje heuvelachtig,
dus je staat nog al es op een hellinkje. Maar de handrem, daar blijf je vanaf,
levensgevaarlijk. Nee, de voet op de rem. Maar als je dan weg wilt… inderdaad.
Dus nog een tip voor u als bezoeker: houdt afstand bij het stoplicht… uw
voorganger komt gegarandeerd eerst
omlaag rollen, voor ie z’n voet op het gaspedaal heeft weten te krijgen. U
denkt nog: ik zie geen remlicht, hij heeft ‘m op de handrem? Fout, remlicht is
gewoon kapot. Bovendien nergens goed voor: je ziet toch al dat ie stilstaat? En
verder gebruiken we hier de rem toch niet. Nou ja, alleen bij die stopborden,
maar die zijn van zichzelf al rood genoeg, als dan de boodschap nog niet
duidelijk is…
Maar de grootste ergernis is de invoegstrook. Stelt u zich
voor: heb je de moeite al genomen om 2 kleine rondjes in die ijslaag te
krabben, moet je de 2-baansweg op, om naar je werk te gaan, blijkt dat daar
ander verkeer rijdt! Het moet niet gekker worden. Dus je houdt je in en rolt
met een vlotte 20 de invoegstrook op, vrolijk naar links knipperend. Gaat er
niemand opzij! Het budget voor invoegstroken was, zoals zo vaak, niet ruim en
al snel sta je aan het eind van die invoegstrook. En nu? Niemand die daar met 90
langsrijdt is bereid om voor jou te stoppen, best gek. En ruimte om snelheid te
maken heb je niet meer. En om het nog erger te maken: die vent achter je rijdt
veel harder over de invoegstrook en die komt er gewoon tussen! Dat was jouw
plek, jij was er het eerst! Niet getreurd, even wachten tot ie vlakbij is en je
draait (vanuit stilstand, weet u nog) gewoon in 1 keer je auto ervoor. Zal ‘m
leren. En wat blijkt? Al die mensen die toch wel bereid waren om te stoppen
kwamen er ook net aan, wat een toeval! Het vrolijke geknipper en getoeter (je
maakt in 1 keer tientallen vrienden) maakt je hele ochtend weer goed.
Op snelwegen, waar het doorgaande verkeer in theorie wel
opzij zou kunnen, lijkt het een soort verworven recht te zijn geworden. Je
rijdt op de invoegstrook, 50 is hard zat en als je daar even rijdt (pakweg 1 à
2 van die witte blokken is voldoende) heb je recht op je plek. Ongeacht wat er
op de rechterbaan gebeurt. Ze zien toch dat jij er aan komt? Nou dan, hup naar
links.
Goed, lang genoeg gezeurd. Nog één waarschuwing dan, bochtenborden.
Per definitie: staat er zo’n bord
Voor je bocht, dan is er niets aan de hand, kan je zo goed
als met 90 er door. Maar…. Staat dat bord er niet, dan moet je oppassen. Dan kan
écht alles, van versmallingen, slingerbochten, overhangende bomen tot Grand
Canyons (gaten in de weg noemen we al niet eens meer, dat hoort er gewoon bij,
nee: echte kraters heb ik het over). En niet te vergeten de tegenliggers die
midden over de weg komen. Zonder licht, uiteraard. Want het is een klaarlichte
dag, weliswaar bewolkt en mistig en je rijdt op een berghelling met bomen, dus
eigenlijk in het donker. Maar geen lampjes aan,
nergens voor nodig, die grijze auto van jou zien ze toch wel aankomen?
En als die arme tegenligger die bijkans de berm / afgrond induikt, de zijne per
ongeluk aan heeft laten staan, dan wijs je hem daar nog even vriendelijk op met
je groot licht, continu of knipperend (afhankelijk van je bui).
Verder zeur ik niet. Nog wel een tip. Péage-poortjes? Neem
de rij van de vrachtwagens. Die lijkt lang, maar per vrachtwagen schiet je snel
18 meter op. En die gasten hebben vaak zo’n kassie, dus dat rijdt wel door.
Nooit, echt nooit, achter andere Nederlanders gaan staan. Niet doen. Die
bedenken dat ze met gepast geld willen betalen, of zijn het kaartje kwijt,
staan net niet lekker voor de knopjes, hebben zo’n te brede SUV, kunnen ze niet
bij die betaalmachine, kaartje waait weg, deur kan niet open etc. etc. Niet
doen. En let op, ook niet achter Britten
gaan staan, dan zit de bestuurder aan de niet-betaalkant: de ellende is
nauwelijks te overzien. En niet achter motorrijders, mijn hemel. Handschoenen
uit, (valt altijd 1 op de grond), helm open, zonnebril af (valt ook), kaartje
zoeken (24 ritsvakken later: toch gevonden), creditcard zoeken (zat in één van
de andere vakjes, uiteraard), betalen, bonnetjes wegstoppen (in het bonnetjesding,
zat in weer een ander ritsvak) en dan de aankleedpartij weer in omgekeerde
volgorde. Maar wel snel, want anders slagboom dicht. Bril valt weer, handschoen
verkeerd om, helm lukt niet, bijrijder valt er bijkans af en dan slaat de motor
af. En jij staat, nét niet onder het afdakje (want ook daar was het budget snel
op) dus net wél in de regen. Raampje alvast open, bonnetje krampachtig in de
hand (niet tussen je tanden / lippen, nat en krom pikt die machine ‘m niet!),
spierpijn in je been van het net wel / net niet ontkoppelen, creditcard ligt al
startklaar en je hebt zelfs al gecheckt of je het kaartje met de pijl naar
voren vasthebt…. Regen je langzaam natter en natter. In je auto. En de vakantie
moet nog beginnen. Ik zeg: vrachtwagens zijn je vrienden.
Bienvenu en France!